De Wet Peeters-Ducarme - betreffende de verplichte verzekering van de burgerlijke beroepsaansprakelijkheid in de bouwsector

De Wet Peeters-Ducarme: Wet betreffende de verplichte verzekering van de burgerlijke beroepsaansprakelijkheid in de bouwsector : Wet van 09 mei 2019 in werking sedert 01 juli 2019 !! Een Update en poging tot ontwarring. – Moet ook samen gelezen worden met de Wet van 31 mei 2017 betreffende de verplichte verzekering van de tienjarige aansprakelijkheid.

Met de Wet van 9 mei 2019, de Wet Peeters-Ducarme, in werking getreden op 1 juli 2019, voerde de wetgever opnieuw een wettelijke, ruime verzekeringsplicht in voor de architect, eerder opgeheven met de Wet Peeters-Borsus. Naast de architect worden ook alle andere intellectuele dienstverleners in het bouwproces verplicht zich nu te verzekeren - Wet betreffende de verplichte verzekering van de burgerlijke beroepsaansprakelijkheid van architecten, landmeters-experten, veiligheids- en gezondheidscoördinatoren en andere dienstverleners in de bouwsector van werken in onroerende staat en tot wijziging van diverse wetsbepalingen betreffende de verzekering burgerrechtelijke aansprakelijkheid in de bouwsector (genoemd ook : "Wet betreffende de verplichte verzekering van de burgerlijke beroepsaansprakelijkheid in de bouwsector"

Het gaat dus om een :

- Architect

- Landmeter-expert

- Veiligheids- en gezondheidscoördinator

- Andere dienstverleners in de bouw : elke natuurlijke persoon of rechtspersoon, andere dan bouwpromotoren, die voor rekening van een derde en mits rechtstreekse of onrechtstreekse vergoeding zich ertoe verbindt, in volledige onafhankelijkheid, doch zonder vertegenwoordigingsbevoegdheid, hoofdzakelijk immateriële prestaties te verrichten in het kader van onroerende werken uitgevoerd in België; onder prestaties voor rekening van derden vallen niet de prestaties die door de onderneming of de leden van een tijdelijke handelsvennootschap voor rekening van de onderneming zelf, een onderneming van de groep, dan wel voor rekening van één of meerdere leden van de tijdelijke handelsvennootschap worden verricht, wanneer deze laatste zelf instaan voor de uitvoering van de bouwwerken waarop deze prestaties betrekking hebben; de Kon ing kan bepaalde beroepen van deze categorie uitsluiten;

Het gaat dus fundamenteel, met uitzondering van de tienjarige aansprakelijkheid bedoeld in de artt. 1792 en 2270 BW voor wie d burgerrechtelijke aansprakelijkheid in het gedring komt, wegens de intellectuele prestaties die zij beroepshalve stellen of gesteld door hun aangestelden die verplicht verzekerd dient te zijn.

De tienjarige aansprakelijkheid zoals hier juist voor vermeld is verplicht verzekerd op basis van de Wet van 31 MEI 2017 - Wet betreffende de verplichte verzekering van de tienjarige burgerlijke aansprakelijkheid van aannemers, architecten en andere dienstverleners in de bouwsector van werken in onroerende staat en tot wijziging van de wet van 20 februari 1939 op de bescherming van de titel en van het beroep van architect

Met de tienjarige wordt bedoeld : de verzekering die de burgerlijke aansprakelijkheid bedoeld in de artikelen 1792 en 2270 van het Burgerlijk Wetboek dekt, voor een periode van tien jaar na de aanvaarding van de werken, beperkt tot de soliditeit, stabiliteit en waterdichtheid van de gesloten ruwbouw, wanneer deze laatste de soliditeit of de stabiliteit van de woning in gevaar brengt

Voor de goede orde even in herinnering brengen waar we vandaan komen.

Met de Wet en het KB Laruelle werd destijds de verzekeringsplicht in hoofde van de architect, die reeds langer deontologisch bestond, wettelijk verankerd.

Overeenkomstig de Wet en het KB Laruelle diende “de burgerlijke aansprakelijkheid voortvloeiend uit de activiteit van architect” verplicht verzekerd te zijn. Deze verzekeringsplicht was aldus zeer ruim geformuleerd. Onder “de burgerlijke aansprakelijkheid” valt immers in principe :

- de tienjarige,

- de gewone contractuele,

- en de buitencontractuele aansprakelijkheid.

Art. 5 van het KB Laruelle bepaalde de toegelaten uitsluitingen. Dit betroffen er slechts twee: schade ingevolge radioactiviteit en schade voortvloeiend uit lichamelijke letsels ingevolge de blootstelling aan wettelijk verboden producten.

Het Grondwettelijk Hof bevond deze regeling discriminerend: enkel architecten dienden zich verplicht te verzekeren, aannemers niet.

Dit had vaak tot gevolg dat de architect – mogelijks oneigenlijk – in solidum werd veroordeeld met de aannemer, aangezien de architect, verzekerd zijnde, kennelijk een solvabele partij betrof. De wetgever diende na het arrest van het Grondwettelijk Hof aldus in een oplossing te voorzien.

Met de Wet van 31 mei 2017, de Wet Peeters-Borsus, in werking getreden op 1 juli 2018, poogde de wetgever dit te remediëren. Dit bleek evenwel maar half werk te zijn. Met de Wet Peeters-Borsus werd een algemene verzekeringsplicht ingevoerd voor alle actoren in de bouwsector – dus eindelijk ook voor de aannemers –, doch – en dit is uiterst belangrijk – beperkt tot de decenale aansprakelijkheid in het kader van de woningbouw.

De gewone contractuele en buitencontractuele aansprakelijkheid vallen aldus buiten het doel van de Wet Peeters-Borsus, alsook alle onroerende bouwwerken buiten particuliere woningbouw. Het toepassingsgebied van de Wet Peeters-Borsus is op die wijze dus erg beperkt.

Tegelijkertijd werd wel het volledige art. 9 van de Wet van 20 februari 1939, m.b.t. de wettelijke verplichting tot verzekering van “de burgerlijke aansprakelijkheid” in hoofde van de architect, opgeheven.

Het spanningsveld is meteen duidelijk: de bestaande ruime wettelijke verzekeringsplicht werd integraal opgeheven, terwijl met de Wet Peeters-Borsus enkel een relatief beperkte verzekeringsplicht (enkel decenaal en louter woningbouw) werd ingevoerd.

Bovendien bleef de (ruime) deontologische verzekeringsplicht in hoofde van de architect onverkort overeind.

Aldus trad de wetgever – opnieuw – “reparerend” op, en zulks met de Wet Peeters-Ducarme, de Wet van 9 mei 2019, in werking getreden op 1 juli 2019.

Doelstelling van deze nieuwe wet is om de ruimere wettelijke verzekeringsplicht, zoals die gold onder de Wet en het KB Laruelle (toen enkel voor de architect), te herstellen en in één beweging uit te breiden naar alle intellectuele dienstverleners in de bouwsector (ook landmeter-experten, veiligheidscoördinatoren, andere dienstverleners (zoals bv. studiebureaus)).

Ook in deze Wet Peeters-Ducarme, net zoals onder de Wet en het KB Laruelle, is een lijst van toegelaten uitsluitingen voorzien, meer bepaald in art. 5 van de Wet.

Vaststelling is inderdaad dat de lijst van toegelaten uitsluitingen merkelijk ruimer is dan destijds in art. 5 van het KB Laruelle. De eerste twee toegelaten uitsluitingen betreffen dezelfde: schade ingevolge radioactiviteit en ingevolge blootstelling aan wettelijk verboden producten. Maar de lijst gaat dus verder dan dat. En vooral punt 3° zou inderdaad zorgen kunnen baren. Kan worden uitgesloten: schade ten gevolge van de gehele of gedeeltelijke niet-uitvoering van contractuele verbintenissen. De wetgever somt zelf drie mogelijke voorbeelden op:

- de gevolgen van het niet respecteren van een verplichting om eender welke verzekeringsovereenkomst af te sluiten of in stand te houden of om een borgstelling neer te leggen;

- de opgelopen vertraging in de uitvoering van een opdracht of een prestatie;

- de gemaakte kosten om een slecht uitgevoerde prestatie te herbeginnen of te verbeteren.

Teneinde enig inzicht te verwerven in de drijfveer van de wetgever om deze lijst uit te breiden in vergelijking met de toegelaten uitsluitingen onder de Wet en het KB Laruelle, dient de parlementaire voorbereiding van de Wet Peeters-Ducarme geraadpleegd te worden. In de memorie van toelichting, en als algemene verantwoording van de uitbreiding van de lijst met toegelaten uitsluitingen, haalt de wetgever aan dat het toepassingsgebied van de Wet Peeters-Ducarme ruimer is dan de Wet en het KB Laruelle, in die zin dat er thans in tegenstelling tot vroeger vele andere beroepen worden geviseerd.

Specifiek met betrekking tot de toegelaten uitsluiting van de schade ingevolge de gehele of gedeeltelijke niet-uitvoering van contractuele verbintenissen stelt de wetgever dat het de bedoeling is om contractuele beloften uit te sluiten van de verzekeringsdekking.

De verzekerde dient de prestatie uit te voeren waartoe hij zich verbonden heeft.

Anders zou het te gemakkelijk zijn voor de verzekerde om zich te verbinden tot het doen van iets waarvan hij volstrekt weet dat hij het niet zal uitvoeren, rekenend op de verzekeringsonderneming om het in zijn plaats te doen uitvoeren, aldus de wetgever.

De wetgever wil hiermee voornamelijk misbruik voorkomen. Slecht werk, en dan voornamelijk slecht werk met voorbedachten rade, kan uitgesloten worden van de verzekeringsdekking. Tegelijkertijd stelt de wetgever dat de gevolgen van een vergissing gedekt zijn door de verzekeringsovereenkomst.

De gewone fouten in de uitvoering van prestaties waartoe men zich verbonden heeft dienen dus wel verzekerd te zijn, dat is althans het oogmerk. De wetgever geeft zelfs enkele voorbeelden: de vergissing in opmeting door een landmeter-expert (foutieve berekening van de omvang van een perceel) is gedekt; de vergissing in de berekening van een EPC-waarde is gedekt; de vergissing in het ontwerp van een studiebureau betreffende de verwarming, de ventilatie of de AC is gedekt.

Meer zegt de wetgever zelf niet over art. 5 m.b.t. de toegelaten uitsluitingen… Bovendien wordt de Koning (de regering) door art. 5 zelf nog gemachtigd om andere uitsluitingen toe te laten. Voorlopig is er geen KB in die zin.

De vraag zal zijn hoe de verzekeringssector hiermee zal omgaan.

Dit is voorlopig nog afwachten. Het is nog te vroeg om het standpunt van de voornaamste verzekeraars te kennen. De Wet Peeters-Ducarme is dan ook nog maar net in werking getreden op 1 juli 2019.

U wordt hieromtrent op mijn site op de hoogte gehouden.

Ook andere uitsluitingen worden wettelijk voorzien:

4° de contractuele, administratieve of economische boeten;

5° de vorderingen betreffende de adviezen die werden verstrekt in verband met:

a) keuze en plaats van een installatie, voor zover die vorderingen betrekking hebben op het financiële of economische nadeel dat volgt uit die keuze en niet op de intrinsieke kwaliteiten van de installatie, inzonderheid haar stabiliteit of haar werking;

b) conjunctuur of marktsituatie, financiële verrichtingen;

6° de vorderingen betreffende overschrijdingen van kostenramingen of budgetten, het ontbreken van controles of het maken van fouten in de kostenberekening alsook iedere vordering betreffende betwistingen of inhoudingen van honoraria en kosten;

7° schade ten gevolge van financiële verrichtingen, misbruik van vertrouwen, oplichting, verduistering of alle dergelijke handelingen, alsook oneerlijke concurrentie of aantasting van intellectuele rechten zoals uitvindingsoctrooien, handelsmerken, tekeningen of modellen en auteursrechten;

8° de vorderingen tot schadeloosstelling wegens milieuaantasting en de schade die hier het gevolg van is;

9° de burgerrechtelijke aansprakelijkheid van de maatschappelijke lasthebbers van de verzekerde onderneming krachtens de geldende wetgeving betreffende de fouten in het beheer die zij zouden begaan in hun hoedanigheid van bestuurder of zaakvoerder;

10° schade veroorzaakt door motorrijtuigen in de gevallen van aansprakelijkheid als beoogd door de wetgeving op de verplichte verzekering van motorrijtuigen;

11° schade voor dewelke de regelgeving in een financiële tussenkomst voorziet ten voordele van slachtoffers van terreurdaden.

Na raadpleging van de Commissie voor Verzekeringen, kan de Koning in andere uitsluitingen voorzien.

De uitsluitingen bedoeld in de wet van 4 april 2014 betreffende de verzekeringen zijn eveneens van toepassing.

Auteur: Frank Reynaert

Onderwerpen:

aansprakelijkheid

bouwrecht

architect

aannemer

verzekering

beroepsaansprakelijkheid

12/09/2019