De Wetten PEETERS - BORSUS - DECARME en de twee essentiële wetten die de verzekering burgerlijke aansprakelijkheid in de bouw van architecten, aannemers en andere dienstverleners fundamenteel wijzigen.
Twee belangrijke wetten hebben zeer fundamenteel en ingrijpend de aansprakelijkheid en haar verzekering aangepakt voor architecten, aannemers en andere dienstverleners in de bouw.
Enerzijds de Wet van 31 mei 2017 betreffende de verplichte verzekering van de tienjarige burgerlijke aansprakelijkheid van aannemers, architecten en andere dienstverleners in de bouwsector van werken in onroerende staat en tot wijziging van de Wet van 20 februari 1939 op de bescherming van de titel en het beroep van architect (B.S. 09.06.2017).
Anderzijds de Wet van 09 mei 2019 betreffende de verplichte verzekering van de burgerlijke beroepsaansprakelijkheid van architecten, landmeters - experten, veiligheids - en gezondheidscoördinatoren en andere dienstverleners in de bouwsector van werken in onroerende staat en tot wijziging van diverse wetsbepalingen betreffende de verzekering burgerrechtelijke aansprakelijkheid in de bouwsector (B.S. 26.06.2019).
De eerst vermelde Wet is effectief in werking getreden op 01 juli 2018 terwijl de tweede Wet, betreffende de verplichte verzekering, in werking is getreden op 01 juli 2019.
De letterlijke teksten van de gepubliceerde wetten vindt U in volgende stappen terug :
· www.belgielex.be/nl
· Belgisch Staatsblad
· Nederlands
· nieuwe opzoeking
· NUMAC
· lijst
De Wetten hebben als referte NUMAC 2017030353 en 2019013002.
De eerste Wet is gekend onder haar politieke naam "De wet Peeters - Borsus" terwijl de tweede en als aanvullende Wet "De wet Peeters - Ducarme" wordt genoemd.
De beide wetten hebben tot doel om maatregelen te voorzien die de burgers beschermen bij het bouwen van een eigen huis, een woning kopen op een oude woning grondig renoveren.
Daar waar historisch, ten gevolge van de wet van 20 februari 1939 op de bescherming op de titel en het beroep van architect enkel deze bouwactor verplicht verzekerde was voor de tienjarige aansprakelijkheid, is deze thans naar andere dienstverleners in de bouwsector uitgebreid.
In het kader van de eerste Wet wordt de tienjarige aansprakelijkheid uitgebreid naar de andere bouwactoren terwijl de tweede Wet hen daartoe verplicht zich te verzekeren.
De tienjarige aansprakelijkheid is gebaseerd op de artikelen 1792 en 2270 B.W.
Thans zijn dus de diverse bouwactoren zoals de architect, ook de aannemer en de ingenieur of het studiebureau, tot tien jaar na de oplevering - aanvaarding van de werf aansprakelijk voor ernstige gebreken die de stabiliteit en/of soliditeit van het bouwwerk in gevaar brengen of die de essentiële bestemming van het gebouw ongeschikt maken voor het gebruik waartoe het dient.
Zelfs indien de verplichte verzekering, voorzien in de tweede Wet, niet werd afgesloten kan men zich aan de aansprakelijkheid niet onttrekken.
De architect is essentieel aansprakelijk voor gebreken die voortkomen uit ontwerpfouten en de uitvoeringsfouten die hij had moeten identificeren (de controleplicht).
De controleplicht behelst niet dat de architect dagdagelijks aanwezig is op de werf doch hij moet zich wel op de essentiële fases van het bouwproces ervan vergewissen dat er geen essentiële fouten gebeuren en hij dient ter zake de aannemers te adviseren telkens zij hem daaromtrent interpelleren.
De aannemer is aansprakelijk voor uitvoeringsfouten, zelfs ook, als die voortkomen uit manifeste ontwerpfouten (die elke voorzichtige aannemer zelf zou moeten kunnen vaststellen) en die hij niet meldde (informatieplicht).
De ingenieur of het studiebureau is aansprakelijk voor ontwerp en studiefouten die tot zijn zeer specifieke taak binnen het ontwerp en deel van zijn opdracht behoren.
De ingenieur of het studiebureau hebben geen controleplicht tenzij dit conventioneel werd bepaald in zijn opdracht.
De ratio van de dubbele wetgeving kadert in de uitgebreide Europese reglementering op de bescherming van de burger die in zijn leven één van zijn belangrijkste investeringen onderneemt.